Mandensteek.
(in het Engels Basket stitch)
Deze steek wordt op heel veel verschillende manieren gehaakt. De verschillende mandensteken hebben een aantal dingen met elkaar gemeen; ze bestaan uit een combinatie van reliëfstokjes voor en reliëfstokjes achter, ze hebben een dikke en stevige structuur en ze kunnen in rijen (recht) of in toeren (rond) gehaakt worden. Door de reliëfstokjes op verschillende manieren met elkaar te combineren krijg je een stof met een geweven uiterlijk. Ik zal er een aantal laten zien.
Bij al deze voorbeelden ben ik er van uit gegaan dat je een rechte lap gaat haken, dus niet in het rond. Bij een rechte lap is het namelijk het mooiste om een extra steek aan de zijkanten te maken zodat de “vakjes” die je ziet in het geweven patroon, ook aan de zijkant, even groot zijn. Wanneer je deze steken in het rond zou gaan haken maak je deze twee extra steken dus niet.
Start iedere soort mandensteek met een simpele rij stokjes. Alle rijen daarna start je met twee lossen en eindig je met een half stokje. Die twee beginlossen en het halve stokje aan het einde zijn dus die twee extra steken.
Mandensteek met twee stokjes:
Haak een ketting van lossen met een veelvoud van 4. Doe daar nog 4 lossen bij. Voor een proeflapje haak je 5x4=20 lossen + 4 lossen = in totaal 24 lossen. Haak een stokje in de vierde losse vanaf de naald en in iedere losse tot het einde (22 stokjes, de 3 lossen tellen als één stokje).
Start de volgende rij met twee lossen. Haak dan, om en om, twee reliëfstokjes voor en twee reliëfstokjes achter. Eindig de rij met een half stokje op het laatste stokje (in de eerste rij de 3 beginlossen).
Iedere volgende rij start je met twee lossen en eindig je met een half stokje. Je maakt nu weer groepjes van twee reliëfstokjes maar nu omgekeerd. Dus waar de stokjes op de voorgrond liggen (in de vorige rij achterlangs gehaakt) haak je nu achterlangs. En waar de stokjes naar achteren liggen (in de vorige rij voorlangs gehaakt) haak je nu voorlangs.
Je proeflapje is klaar wanneer hij vierkant is.
Mandensteek van drie stokjes:
Haak een ketting van lossen met een veelvoud van 6. Doe daar nog 4 lossen bij. Voor een proeflapje haak je 3x6=18 lossen + 4 lossen = in totaal 22 lossen. Haak een stokje in de vierde losse vanaf de naald en in iedere losse tot het einde (20 stokjes, de 3 lossen tellen als één stokje).
Start de volgende rij met twee lossen. Haak dan, om en om, drie reliëfstokjes voor en drie reliëfstokjes achter. Eindig de rij met een half stokje op het laatste stokje (in de eerste rij de 3 beginlossen).
De volgende rij haak je de reliëfstokjes aan dezelfde kant. Dus waar de stokjes naar voren liggen haak je ze voorlangs en waar ze naar achteren liggen haak je ze achterlangs.
De volgende rij doe je de steken andersom en de rij daarna weer hetzelfde. Twee rijen vormen dus samen de vierkantjes van het mandenpatroon.
Je proeflapje is klaar wanneer hij vierkant is.
Mandensteek met vier stokjes:
Haak een ketting van lossen met een veelvoud van 8. Doe daar nog 4 lossen bij. Voor een proeflapje haak je 3x8=24 lossen + 4 lossen = in totaal 28 lossen. Haak een stokje in de vierde losse vanaf de naald en in iedere losse tot het einde (26 stokjes, de 3 lossen tellen als één stokje).
Start de volgende rij met twee lossen. Haak dan, om en om, vier reliëfstokjes voor en vier reliëfstokjes achter. Eindig de rij met een half stokje op het laatste stokje (in de eerste rij de 3 beginlossen).
De volgende twee of drie rijen haak je de reliëfstokjes aan dezelfde kant. Dus waar de stokjes naar voren liggen haak je ze voorlangs en waar ze naar achteren liggen haak je ze achterlangs.
De volgende rij doe je de reliëfstokjes andersom en daarna weer twee of drie rijen hetzelfde.
In mijn blauwe voorbeeld hier boven heb ik steeds vier rijen hetzelfde gedaan. Dus vier rijen stokjes vormen samen de vierkantjes/rechthoekjes van het mandenpatroon.
In het filmpje hier onder en het groene voorbeeld hier boven heb ik steeds drie rijen hetzelfde gedaan.
Je proeflapje is klaar wanneer hij vierkant is.