Tricotsteek.

Enkel breien.

Tricotsteek op een breiring of breiraam krijg je door alle rijen/toeren recht te breien. Je kunt de officiële rechte steek of de u-wikkel gebruiken. Het maakt niet uit of je heen en weer (rijen) of rond (toeren) breidt. Op een breiring of breiraam blijf je tegen de voorkant van het werk aan kijken, je keert het werk niet om.

De stof in Tricotsteek heeft een goede en een verkeerde kant (voorkant en achterkant). Beide kanten kunnen de goede kant zijn, dit hangt af van jouw wensen. De gladde kant noemen we de tricot kant of rechte kant. De steken lijken op v-tjes. De ribbelige kant noemen we de omgekeerde tricotsteek of averechte steek.

Tricotsteek krult aan de zijkanten en boven- en onderkant om. Aan de zijkanten krult het werk naar achteren (naar de geribbelde kant) en aan de boven- en onderkant krult het werk naar voren (naar de tricot kant). Je kunt het omkrullen voorkomen door de eerste 4 en laatste 4 rijen en steken in ribbels te breien.

Dubbel breien.

Zet steken op met de basisopzet voor dubbel breien. Het aantal steken maakt niet uit.

Wikkel eerst van links naar rechts, aan de buitenkant van de pinnen (pinnen met rode stip). Sla steeds 1 pin over. Wikkel daarna terug, van rechts naar links. Ga weer aan de buitenkant langs de pinnen (pinnen met groene stip), sla steeds weer een pin over.

Haal de onderste lus over. Mocht dit moeilijk gaan doordat het breiwerk nogal strak is, haal dan eerst de lussen helemaal links en helemaal rechts over. Doe daarna de rest van de lussen.

Afkanten doe je met de 1 lus door 1 lus methode. Als laatste nog even de start kant afmaken. Gebruik een haaknaald die past bij het garen.